Karl Guttmann (1913-1995)
was een Nederlands toneelleider, regisseur, dramaturg acteur en theaterdirecteur van Oostenrijkse afkomst, geboren in Bielitz, in het toenmalige Oostenrijks Silezië, thans Polen.
Na het gymnasium studeerde hij in Wenen aan de Hochschule für Welthandel en later aan het Reinhardt Seminar. Hij was Regisseur, dramaturg en theaterdirecteur.
Guttmann debuteerde op 9 mei 1935 in Front Page, onder regie van Otto Preminger. Zijn eerste engagementen waren in Wenen bij het Theater in der Josephstadt en het Stedelijk Theater te Bielitz. In 1936 debuteerde hij als regisseur in Wenen.
Na veel omzwervingen in de Tweede Wereldoorlog kwam hij in 1942 in Tel Aviv aan, waar hij een der oprichters van het Teatron Kameri werd (hij was werkzaam als acteur, regisseur, dramaturg en maakte deel uit van de zakelijke leiding), waarvan hij in september 1994 het vijftigjarig jubileum meevierde.
Na zijn huwelijk in 1949 met de Nederlandse toneelschrijfster en journaliste Luisa Treves kwam hij in 1950 naar Nederland en kreeg (als eerste in Nederland) een aanstelling als dramaturg, bij de Haagse Comedie onder directie van Cees Laseur en Paul Steenbergen. Hij bleef er tot 1956 en regisseerde Maria Stuart van Schiller, Er komt geen oorlog om Troje van Giraudoux en Requiem voor een non van Faulkner. In 1957 werd hij tot Nederlander genaturaliseerd. Hij regisseerde de Europese première van 'Het dagboek van Anne Frank' bij Toneelgroep Theater onder directie van Rob de Vries; de eerste voorstelling vond plaats op 27 november 1956 in Amsterdam, in aanwezigheid van koningin Juliana. Het stuk kwam onder Guttmanns regie ook tot stand in Wenen, Frankfurt en Keulen.
In die periode deed Guttmann veel regies in het buitenland, met name bij het Theater in der Josefstadt in Wenen, waar hij onder andere "Maria Stuart" en "Don Carlos" van Schiller, Twee op de wip van Gibson en Hendrik IV van Pirandello regisseerde en vele stukken van het moderne repertoire.
Na een periode als regisseur-dramaturg bij het Rotterdams Toneel, waar hij onder meer Don Carlos van Schiller regisseerde, werd hij in 1960 artistiek en zakelijk directeur van Zuidelijk Toneel- en Televisiegezelschap Ensemble, dat als taak had om in Brabant een toneelcultuur te vestigen. Hij werkte daar acht jaar intensief om dit op vrijwel maagdelijk terrein van de grond te krijgen. Met de steun van Wim Bary in Tilburg en Ben Ullings in Eindhoven bleek dit te lukken. Twee nieuwe schouwburgen werden geopend: de schouwburg van Tilburg opende op 1 maart 1961 met de wereldpremière van Cortmantel van Christopher Fry en de schouwburg van Eindhoven op 2 oktober 1964 met Beaumarchais' De bruiloft van Figaro. Ter wille van de vorming van een nieuw publiek werden naast klassieke schrijvers als Shakespeare, Toergenjev en semi-klassieken als Tsjechov, Shaw en Pirandello, veel moderne schrijvers geïntroduceerd: Pinter, Albee, Kipphardt, Raffalt, Leonard en anderen. Guttmann zelf belastte zich met de regie van De huisbewaarder van Pinter, Cortmantel van Fry (dat hij eveneens in het Burgtheater in Wenen regisseerde), De tiende man van Chayefski, De opvolger van Raffalt, Het hartbrekende huis van Shaw, Naar het u lijkt van Shakespeare, Hendrik IV van Pirandello, De markiezin van Arcis van Sternheim, De bruiloft van Figaro van Beaumarchais, Oorlog is zo'n aardig spel van Chilton/Littlewood, De zaak J. Robert Oppenheimer van Kipphardt, De koopman van Venetië van Shakespeare en Pygmalion van Shaw. Daarnaast slaagde hij erin regisseurs van internationale faam aan te trekken: naast Peter Sjarov voor het Russische repertoire, ook Erwin Axer, Hans Bauer, Ronald Eyre, Angelika Hurwicz, Gilles Léger, Claude Régy en Hilton Edwards. Ensemble verwierf zich mede daardoor Europees aanzien en niveau.
Er volgde een periode als hoofd van de afdeling Theater van de Hochschule für Musik und Darstellende Kunst in Stuttgart, waarbij hij ook als regisseur in Duitsland actief was en als acteur in de tv-film Alma Mater van Meichsner en Hädrich. In het seizoen 1971-1972, toen hij, na regies van De prijs van Miller en De eenzame weg van Schnitzler tot directeur in Rotterdam was benoemd, werd Guttmann getroffen door een hartaanval. Na enkele jaren van gedwongen nietsdoen richtte hij samen met zijn vrouw Accolade Producties BV op. Hij maakte sindsdien naam als vrije producent van eigentijdse toneelstukken van hoog gehalte: De dag waarop de paus gekidnapt werd van Bethencourt (in 1992 volgde zijn regie van dit stuk in Bielsko-Biala, het vroegere Bielitz), Niet bereikbaar van Gray, Een gelukkige hand van Coburn, Het vege lijf van Saunders, Wie z'n leven is het nou eigenlijk? van Clark, Vader zaliger van Leonard, Rita en de voetreis naar Rome van Russell en Geboren in Blijdorp van Nichols. Naast beide laatste stukken regisseerde Guttmann in 1982 in het Theater in der Josefstadt in Wenen The Lady's Not for Burning van Fry, The Gin Game (Een gelukkige hand) - in Coburns woonplaats in Dallas - en Die Besteigung des Fudschijama van Dschingis Aitmatow in het Schauspielhaus Zürich.
De opvoeringen van Karl Guttmann werden gekenmerkt door een grote loyaliteit aan de schrijver en een diepgravende behandeling van de tekst, waardoor deze steeds zonneklaar werd (men herinnere zich zijn regie van Mooi weer vandaag bij de Haagse Comedie). Hij beschikte over een grote muzikaliteit in zijn behandeling van het dramaturgisch oeuvre en was een behoedzaam begeleider van de acteur, die deze tot echte creatie bracht.
Karl Guttmann sprak acht talen, in vijf daarvan heeft hij geacteerd. Professor Karl Guttmann was Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Hij is 81 jaar geworden.
Luisa Treves (1919 -2015)
was altijd al schrijfster. Haar eerste drama schreef ze toen ze zeven was, onder de titel ‘Waarom ik niet…?’, een dramatische schets over een meisje dat altijd vindt dat ze tekortkomt, en dan verongelijkt vraagt ‘waarom ik niet’. Op een gegeven moment loopt ze weg van huis. Als ze een paar dagen later terugkeert, blijkt haar hele familie dood te zijn en vraagt zij opnieuw ‘waarom ik niet….’ Quite a start…
In de tweede wereldoorlog ontsnapte zij aan deportatie en vluchtte naar Brussel, waar ze deel uitmaakte van de verzetsgroep Dutch-Paris, die o.a. neergeschoten piloten hielp terug te keren naar neutraal gebied. Na de oorlog keerde ze terug naar Amsterdam en pakte de pen weer op, zowel voor toneel als als journaliste voor ‘De Groene Amsterdammer’ en “Vrij Nederland’. In die hoedanigheid bezocht ze Israel, waar ze haar toekomstige man Karl Guttmann leerde kennen. Na hun huwelijk vestigden ze zich in 1950 weer in Nederland, waar zij uitgroeiden tot de beeldbepalende toneelmakers van Nederland. Bekende stukken van haar hand uit haar vroege tijd zijn o.a. het meermalen bekroonde ‘De Ring en de Kelim’ (1948; Koepelprijs van de gemeente Amsterdam voor toneel, van der Viesprijs), ‘’Winterwake” (1949 eveneens Koepelprijs van de gemeente Amsterdam voor toneel), het –om zijn grote aantal vrouwenrollen- populaire ‘De Brief van Don Juan’ en het op Odysseus geïnspireerde –en daarom bij gymnasia veel gespeelde- ‘Om Nausikaa’. In 1986 werd het televisiespel ‘Een gat in de Markt’ bekroond met de Visser-Neerlandiaprijs.
Tussen die eerste erkenningen en de laatste zit een gat van bijna veertig jaar. Dit gat werd veroorzaakt door haar andere kwaliteiten: een zeer goed organisator en toegewijde familie-vrouw. Terwijl ze altijd meerdere carrières met elkaar verenigde ging dit wel ten koste van de concentratie op haar toneelschrijverij.
In 1950 nam zij het initiatief voor het Nederlands Theater Jaarboek – de eerste systematische verslaglegging van theater in Nederland-, waarvan zij gedurende 20 jaar de uitgeefster en hoofdredacteur bleef. Nadat zij dit al die jaren voor eigen rekening en risico had samengesteld werd het voortgezet door het Nederlands Theater Instituut.
In de periode 1960-1968 stond zij met haar man Karl Guttmann aan de basis van een toneeltraditie in Brabant met toneelgroep Ensemble. Hij als directeur, zij als dramaturge. Ensemble werd later voortgezet onder de naam Zuidelijk Toneel Globe. Bekende producties waren o.a. de eerste opvoering buiten Engeland van Harold Pinter’s ‘De Huisbewaarder’ (met Guus Hermus en Henk van Ulsen), de wereldpremiere van Cortmantel (Christopher Fry, met Guus Hermus), ‘De Tiende Man’ (Peddy Chayefsky, met Lex Goudsmit, Andrea Domburg, Johan Boskamp), ‘De Opvolger’ (Reinhard Raffalt , over pauskeuze bij de dood van Paus Johannes XXIII, Ko van Dijk), ‘De meeuw’ (Tsjechov, met Mary Dresselhuys, Ramses Shaffy, Sigrid Koetse, Ina van Faassen, Jan Retèl e.a.), ‘Oh What a lovely War’ (een bijtende voorstelling over de eerste wereldoorlog) e.v.a.
In de zeventiger en tachtiger jaren legde zij zich naast dramaturgie vooral toe op vertalingen en nam de zakelijke leiding over Accolade Producties, dat als vrije producent een reputatie wist te verwerven die niet onderdeed voor het gesubsidieerd werk in Ensemble en verantwoordelijk was voor topvoorstellingen als “De dag waarop de Paus gekidnapt werd’ (Joao Bethencourt, met o.a. Lex Goudsmit en de jonge Frans Mulder), ‘Een Gelukkige Hand’ (Don Coburn, met Guus Hermus en Caro van Eijck, na haar ontijdig overlijden vervangen door Mary Dresselhuijs), ‘Niet Bereikbaar’ (Simon Gray, o.a. Ton van Duinhoven), ‘Wiens leven is het nou eigenlijk?’ (Brian Clark, o.a. Ton van Duinhoven), ‘Het vege lijf’ (James Saunders, met Ellen Vogel, Ton van Duinhoven, Bram van der Vlugt en Rita Maréchal) en ‘Vader Zaliger’ (Hugh Leonard, met Guus Hermus, Ina van Faassen, Cor van Rijn en de jonge Sjoerd Pleizier). Door auteurs werd ze geroemd om de precisie van haar vertalingen, door acteurs om de kwaliteit van het Nederlands.
Na de dood van haar man gooide zij het op 75-jarige leeftijd radicaal over een andere boeg. Onder leiding van Karel Gomes bekwaamde zij zich in het maken van bronzen beelden, een kunstvorm waar zij nooit iets mee had gedaan, maar waar zij al snel veel talent voor bleek te hebben. In haar ‘laatste kwartier’ maakte ze nog meer dan 100 bronzen en vele tientallen tegels. Haar beelden blinken uit door hun beweeglijke karakter. Of het nou sporters, dansers of kinderen zijn, er zit enorme dynamiek in de figuren.
‘het is zoveel makkelijker dan toneelschrijven’ schertste ze. Als het gegoten is kan iedereen het zien, en hoef je niet af te wachten of het gespeeld wordt en hoe….’
Luisa Treves bleef tot het laatst zeer actief en stimuleerde daarbij haar generatiegenoten. Onder de naam ‘het Opgewekt Senioren Convent’ organiseerde zij de afgelopen 20 jaar bij zich thuis halfjaarlijkse bijeenkomsten voor ouderen die net als zij na hun pensionering een andere, creatieve richting hadden gevonden om zich in te bekwamen. Deze druk bezochte salons boden een uitdaging aan haar leeftijdgenoten en de volgende generatie om –door de expositie-deadline gedwongen- voldoende nieuw werk te maken.
Een deel van haar literaire werk werd gebundeld onder de titel ‘Van Achteren naar Voren’, uitgegeven door De Prom.
Luisa Treves werd onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis en was Ridder in de Orde van Oranje Nassau.